Ontwikkelingen
Wet toekomst pensioenen
In deze vaste rubriek volgen wij de ontwikkelingen in de Wet toekomst pensioenen bij de transitie naar het vernieuwde pensioenstel.
Lees verder
DNB: Q&A techniek transitie-effecten
Op 9 september 2025 gaf DNB in de Q&A antwoord op de vraag: ‘Welke beleidsaannames hanteert een pensioenuitvoerder bij het berekenen van transitie-effecten?’ DNB melde dat voor de berekening voor de pensioenverwachting de parameters van artikel 23a Besluit FTK gebruikt moeten worden. Daarnaast kan het pensioenfonds gevoeligheidsanalyses uitvoeren en daarbij heeft het pensioenfonds de vrijheid om bijvoorbeeld de parameters voor de modellering van de netto-profijtberekeningen te gebruiken.
AFM en mislopen compensatie
De AFM informeerde in een persbericht van 11 september 2025 dat sociale partners en pensioenfondsen deelnemers moeten waarschuwen voor wat de gevolgen kunnen zijn van hun persoonlijke keuzes voor een compensatie. Een werkgever kan werknemers voorlichten over de gevolgen van bijvoorbeeld zorgverlof, deeltijdwerken en baanwisseling. Pensioenfondsen kunnen voorlichting geven over de manier waarop de compensatie wordt vastgesteld.
DNB vindt het goed als een pensioenfonds de gevoeligheden van belangrijke aannames bij het premiebeleid onder het FTK inzichtelijk maakt. Bijvoorbeeld door de berekende transitie-effecten te vergelijken met de uitkomsten bij een alternatieve aanname.
Indien het pensioenfonds dit wenselijk vindt, kan het de aannames aanpassen, bijvoorbeeld door het invoeren van begrenzingen. Dat laatste kan door:
- het toepassen van een maximale premiedekkingsgraad en
- het definiëren van een dekkingsgraadniveau waarboven premieverlagingen realistisch worden geacht.
DNB vindt het een good practice om uit te gaan van de premiedekkingsgraden en dekkingsgraden die het pensioenfonds in achterliggende jaren heeft waargenomen, of sectorbrede gemiddelden die voor het pensioenfonds representatief zijn.
Q&A’s: techniek transitie-effecten
Hieruit vermelden we de volgende vragen en antwoorden.
- Welke beleidsaannames hanteert een pensioenuitvoerder bij het berekenen van transitie-effecten?
Voor de uitvoering van de volledige prognosehorizon kan een pensioenfonds afwijken van het beleid in de actuariële en bedrijfstechnische nota of de opdrachtbevestiging, als dit leidt tot een realistischere invulling op langere termijn. In plaats van incomplete beleidsonderdelen worden realistische aannames gehanteerd. - Mag er voor het inzicht in transitie-effecten gebruik worden gemaakt van maatmensen?
Dat mag volgens DNB, als die maatmensen qua kenmerken passen bij het werkelijke deelnemersbestand. - Wordt bij het doorrekenen van de transitie-effecten bij de bepaling van netto-profijt en pensioenverwachtingen de systematiek van mapping toegepast op basis van de beleggingsportefeuille van de pensioenuitvoerder?
Dat mag om aan te kunnen sluiten bij de beleggingscategorieën in de scenariosets die beschikbaar zijn voor de berekening van transitie-effecten. - Gaat een pensioenuitvoerder in de berekening van transitie-effecten uit van statuswijziging?
Voor een zo realistisch mogelijke projectieberekening gaat een pensioenfonds volgens DNB ook uit van een realistische demografische ontwikkeling op collectief niveau. - Houdt de pensioenuitvoerder bij de berekening van transitie-effecten rekening met een stijgende pensioen(richt)leeftijd?
Dat doet een pensioenfonds niet volgens DNB, tenzij een gewijzigde pensioenrichtleeftijd al een concreet onderdeel is van het beleid. - Worden de solidariteits- en risicodelingsreserve bij de bepaling van transitie-effecten gemodelleerd?
Ja. DNB antwoordt hierop dat de vul- en uitdeelregels van de solidariteits- en risicodelingsreserve gemodelleerd worden in de berekening van de transitie-effecten netto profijt en de pensioenverwachting in scenario’s. - Gaat een pensioenuitvoerder bij de berekening van de transitie-effecten uit van een berekeningshorizon die passend is voor de weergave van de effecten?
Ja. Een pensioenfonds gaat volgens DNB in de doorrekening van de transitie-effecten uit van een berekeningshorizon die zodanig is dat het volledige transitie-effect in de tijd wordt meegenomen.
Q&A over de onderbouwing van de hoogte van compensatie
Bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid van een compensatieregeling moet een pensioenfonds twee zaken nagaan:
- Hoe het nadeel van gemiste toekomstige opbouw wordt bepaald.
DNB geeft twee voorbeelden van de modelberekening hiervoor:
- een stochastische berekening van het netto profijt van de pensioenopbouw in oude en in de nieuwe pensioenovereenkomst
- een benadering van de netto contante waarde van de toekomstige premies en/of toekomstige pensioenopbouw met en zonder doorsneesystematiek via een deterministische berekening met de rentetermijnstructuur.
- In hoeverre verschillende groepen worden gecompenseerd voor de gemiste pensioenopbouw ten gevolge van afschaffing van de doorsneesystematiek. Een groep die een ander voordeel uit de overgang krijgt kan minder gecompenseerd worden.
Q&A onderbouwing en afwijking van de default spreidingstermijn bij de standaardregel
Een pensioenfonds mag afwijken van de standaard spreidingstermijn van 10 jaar. Daarvoor moet het een gedegen onderbouwing geven. Een langere termijn is toegestaan bij een vermogen van meer dan 100% van de technische voorziening. De onderbouwing bevat in ieder geval:
- de bestandssamenstelling; de mate van vergrijzing is dan van belang
- waarom de spreidingstermijn van 10 jaar tot een onevenwichtiger nadeel leidt. Aan de hand van de transitiemaatstaven voor beide termijnen, kan het pensioenfonds tonen of met de afwijkende spreidingstermijn:
- de doelstellingen wel worden behaald,
- een of meer doelstellingen sterker worden of worden behaald.
Het gaat dan om de gevolgen voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.